Jurisprudentie & nieuwe ontwikkelingen arbeidsrecht

Inhoud cursus

Tijdens dit onderdeel zal aandacht worden besteed aan de WWZ en aan de inmiddels ontstane jurisprudentie, meer in het bijzonder de jurisprudentie op de zogenaamde persoonsgebonden gronden als bedoeld in artikel 7:669 BW. Verder zal aandacht worden besteed aan eisen waaraan moet worden voldaan qua stelplicht en onderbouwing van die gronden, alsmede aan de eisen, waaraan de betwisting dient te voldoen.

Verder aandacht voor onderwerpen, zoals:

• de vraag of voor een ontslag wegens een verstoorde arbeidsverhouding (de g-grond) vereist is dat sprake is van verwijtbaarheid van de werknemer;
• de vraag of ontslag wegens een verstoorde arbeidsverhouding mogelijk is indien de werkgever op verstoring van de arbeidsverhouding heeft aangestuurd, mede met het oog op de ‘Asscher-escape’;
• wat de betekenis is van het ‘niet in de rede liggen’ van herplaatsing, als bedoeld in art. 7:669 lid 1 BW en, meer in het bijzonder, of herplaatsing ‘niet in de rede ligt’ bij ontbinding van de arbeidsovereenkomst wegens een verstoorde arbeidsverhouding;
• de toepasselijkheid van het wettelijke bewijsrecht;
• de vraag of art. 7:673 lid 4 BW, dat bepaalt hoe de duur van de arbeidsovereenkomst moet worden berekend bij opvolgende werkgevers (met het oog op de hoogte van de transitievergoeding) onmiddellijke werking heeft, of dat bij opvolging van werkgevers die heeft plaatsgevonden vóór 1 juli 2015 moet worden uitgegaan van het Van Tuinen/Wolters- criterium.
• de billijke vergoeding bij ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werkgever (art. 7:671b lid 8, aanhef en sub c BW).