Levert het tonen van een kinderpornografisch filmpje aan collega’s een ontslag op staande voet op?
Het Gerechtshof Den Haag heeft onlangs bepaald dat het tonen van een kinderpornografisch filmpje aan collega’s géén ontslag op staande voet oplevert. Wel oordeelde het Hof dat de inhoud van zo’n filmpje moreel verwerpelijk en ontoelaatbaar is. Het tonen van een dergelijk filmpje aan collega’s kan volgens het Hof niet worden geaccepteerd. Waarom heeft het Hof dan geoordeeld dat een ontslag op staande voet niet op zijn plaats is?
In haar uitspraak van 21 december 2018 benadrukt het Gerechtshof Den Haag dat het ontslag op staande voet een ultimum remedium is, dat – gelet op de verstrekkende gevolgen ervan – slechts bij uitzondering mag worden gegeven. Bij de beoordeling van de vraag of er sprake is van een zodanige dringende reden dat een ontslag op staande voet gerechtvaardigd is, moeten alle omstandigheden van het geval, in onderling verband en samenhang, in acht worden genomen.
Zo achtte het Hof het bij de beoordeling van belang dat er onder de medewerkers van de werkgever een gewoonte bestond om elkaar op het werk humoristische en pornografische filmpjes te laten zien. De betreffende werknemer had het kinderpornografisch filmpje van een bekende van hem ontvangen, waarna hij een reeks humoristische filmpjes aan zijn collega’s had getoond. Halverwege de reeks filmpjes bevond zich een kort pornografisch filmpje waarop een ogenschijnlijk minderjarige jongen te zien was in een humoristische setting. De betreffende werknemer had in dit verband aangegeven dat zijn aandacht was uitgegaan naar de humoristische bedoeling van het filmpje. Hij was zich aanvankelijk niet bewust geweest van de ontoelaatbaarheid van het filmpje.
Het Hof achtte ook de persoonlijke omstandigheden van werknemer van belang. Zo was de werknemer al 18 jaar in dienst bij de werkgever. Ook was de werknemer van onbesproken gedrag en had hij altijd positieve beoordelingen gekregen van de werkgever. Ook achtte het Hof het van belang dat de werknemer zich direct coöperatief had opgesteld door onder meer zijn telefoon ter beschikking te stellen voor nader onderzoek. Daarnaast speelde bij de beoordeling een rol dat de betreffende werknemer door het ontslag op staande voet een WW-uitkering was misgelopen en dat hij als gevolg daarvan zijn huis met een restschuld had moeten verkopen.
Uiteindelijk oordeelde het Gerechtshof Den Haag dat de kantonrechter ten onrechte had geoordeeld dat er sprake was van een dringende reden voor ontslag op staande voet. Het Hof oordeelde dat de arbeidsovereenkomst moest worden hersteld. Wilt u meer weten over deze zaak? Klik dan hier.
Neemt u bij arbeidsrechtelijke vraagstukken gerust contact op met een van onze arbeidsrechtspecialisten.